Nieuws
Damon Dinsdag 17 oktober
In een tijd van polarisatie zijn veel mensen overtuigd van hun eigen gelijk. Ze menen van alles zeker te weten. Maar wat is dat eigenlijk, zeker weten? Kunnen we ooit ergens zeker van zijn? Zo ja, waarvan dan? In Een zekere twijfel, inleiding in de westerse filosofie geeft Onno Zijlstra op toegankelijke wijze een antwoord op deze en andere grote vragen aan de hand van grote denkers uit de westerse geschiedenis. Vandaag in de Damon Dinsdag een fragment uit deze uitgave:
"Playback is de laatste misdaadroman van Raymond Chandler, vader van het zogenaamde ‘hard-boiled’ detectiveverhaal. Jammer dat Playback als enige van zijn boeken nooit verfilmd is, tot nu toe. Het boekje is in Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Proficiat Mr. Marlowe. Chandlers klassiek geworden held Philip Marlowe geeft in de loop van het verhaal een heel aardige kennistheoretische overweging:
Ik wist heel goed – en ik was ervan overtuigd dat commissaris Alessandro het ook wist – dat Mitchell niet meer in leven was, dat hij niet naar Los Penasquitos Canyon was gereden, maar dat iemand hem daarnaartoe had gebracht, terwijl Mitchell achterin dood op de vloer lag. Er was geen andere mogelijkheid. Er zijn bepaalde dingen die feiten zijn, volgens de statistieken, op papier, op een bandrecorder of blijkens een getuigenis. En er zijn dingen die feiten zijn omdat ze feiten moeten zijn, omdat anders niets meer klopt.
Marlowe weet dus heel wat. Hij weet natuurlijk dat hij op weg is naar de Los Penasquitos Canyon. Hij weet dat hij bijna een boom raakt, want dat ziet hij. Hij weet hoe hard hij rijdt, dat geeft de kilometerteller aan. Marlowe kent bovendien de feiten van de zaak die hij onder handen heeft. Op grond daarvan weet hij dat hij Mitchell straks dood zal aantreffen. Nou ja, hij denkt dat te weten. We kunnen ons voorstellen dat hij op dit punt voor een verrassing komt te staan, dat Mitchell plotsklaps levend en wel voor hem staat. Dat is niet ondenkbaar. De misdaadliteratuur hangt tenslotte aan elkaar van de onverwachte, nieuwe gegevens die de hoofdpersoon ertoe nopen zijn of haar theorie te herzien.
Bij veel van onze kennis kunnen we ons voorstellen dat eraan te twijfelen valt. ‘Ik weet het zeker, denk ik,’ is een geestige verwoording van de twijfel die ons kan overvallen wanneer we iets met veel aplomb poneren. Marlowe vermeldt het meest voor de hand liggende soort feiten niet eens, feiten waarvan hij zelf direct kennis heeft genomen in plaats van via een bandrecorder, getuigenissen in de rechtszaal, statistieken. Maar zelfs bij wat hij zelf direct heeft kunnen constateren is in principe twijfel mogelijk. Ik was eens getuige van een verkeersongeval en had precies gezien wat er gebeurde, want ik stond er zo ongeveer bovenop. Maar andere getuigen hadden iets anders gezien. Soms zie je je genoodzaakt je waarneming te corrigeren: ik dacht dat ik een muis zag. Maar dan zag ik hem toch? Bij nader inzien kan blijken dat ik me vergist moet hebben in wat ik zag, “omdat anders niets meer klopt”.
Mochten we denken dat toch in elk geval de wetenschap zekerheden biedt: de weg van de wetenschap is geplaveid met weerlegde zekerheden: dat de aarde plat is, de zon om de aarde draait, atomen de meest elementaire deeltjes zijn, dat elektromagnetische golven zich voortplanten in het medium ether, dat licht zich rechtlijnig voortplant, en recent is twijfel gezaaid over de zekerheid ‘donkere materie’. De vraag ‘Weet je dat wel zeker?’ kan ons heel makkelijk aan het twijfelen brengen. Vaak volstaat de vraag ‘Hoe weet je dat eigenlijk?’ om ons onzeker te maken. Op andere momenten vinden we ons weten zeker genoeg, voor dat moment en in die situatie.
Filosofen hebben dit soort getob gecultiveerd. Vragen als de volgende zijn voor hen dagelijkse kost: Wanneer kunnen we zeggen dat we iets weten? Hoe komen we aan zekere kennis? Kunnen we ooit ergens absoluut zeker van zijn? En waarvan dan? Het vakgebied binnen de filosofie dat zich met dit soort kwesties bezighoudt heet kennistheorie, of ook wel epistemologie. Het vak wordt binnen de filosofie heel populair na de Middeleeuwen, in de moderne tijd. Terwijl de grote klassieke filosofen Plato en Aristoteles primair op de werkelijkheid gericht zijn en uitspraken doen over de aard van de werkelijkheid, verschuift de aandacht in de moderne tijd naar de mens die die werkelijkheid meent te kennen, het ‘ik’, ofwel het subject van de kennis.
Mijn jongste dochter riep op tweejarige leeftijd voortdurend ‘zelf doen!’. Dat is heel modern. De zeventiende-eeuwers willen zich losmaken van de traditie van het denken, het bestuderen van de klassieken, en ‘zelf denken’, ‘zelf zien’. De vraag hoe we aan zekere kennis komen zet ze er vervolgens toe aan op hun eigen zekerheden te reflecteren. Staan die wel als een huis? Of zijn ze toch een beetje gammel? Wat doe je dan, als je het zelf gaat uitzoeken? Hóe kom je dan aan zekerheid? Hoe werkt het denken, hoe functioneren de zintuigen?"