040 - 304 60 58

Nieuws

Damon Dinsdag 12 september

Over iets meer dan 2 maanden zijn de verkiezingen. Het gaat er nu al over wie de grote winnaars en verliezers zullen zijn. Maar hoe stel je die vast? Wat is daarbij logisch en wat niet? Een fragment uit Zo niet, dan toch. Over ons redeneren en wat daar wel en niet logisch aan is van Sjoerd van der Niet.

"Verkiezingen geven winnaars en verliezers. Maar iedereen wil liever een winnaar zijn. Gelukkig liggen er meerdere redenen voor het oprapen om te claimen een winnaar te zijn. Alleen maakt dat de vraag des te meer pregnant: hoe doe je nu recht aan de uitslag?

De VVD haalde in 2017 33 zetels. Waren zij verkiezingswinnaar? Ja, want ze werden daarmee de grootste partij. Nee, want ze verloren 8 zetels. Ja, want ze hadden het beter gedaan dan verwacht mocht worden op basis van de peilingen. Nee, want hun doelstelling vooraf was hoger. Ja, want terwijl veel zetels van partij wisselden, bleef de VVD redelijk stabiel.

Ik zou zeggen: het enige wat ertoe doet, is het absolute aantal zetels en hoe je daarmee afsteekt tegen de rest van het veld. Kortom, de zetelverdeling. Dus 33 zetels, grootste partij – gefeliciteerd! Ik zal uitleggen waarom deze maatstaf volgens mij voorrang verdient boven alle andere.
     ‘We hebben gewonnen!’
     ‘We hebben verloren.’
Dat zijn de zinnen die centraal staan. Uit een en dezelfde situatie zijn argumenten aan te halen voor beide zinnen. In één opzicht heb je gewonnen, in een ander opzicht verloren – het heeft wat weg van kwantummechanica, alsof je in superpositie door twee deuren tegelijk gaat. Op zich prima, maar met welk argument je binnenkomt, bepaalt mede wat de consequenties zijn bij de uitgang. Een winnaar heeft meer in de melk te brokkelen bij de formatie van een nieuw kabinet dan een verliezer. 

Stel dat je als maatstaf voor winst en verlies kijkt naar het verschil met het aantal zetels die een partij eerder had. Dan is de VVD met 33 zetels weliswaar de grootste, maar omdat zij acht zetels verloor, is ze toch een stevige verliezer. Moet nu de grootste partij of de grootst winnende partij het voortouw krijgen in de formatie? Maar stel dat de grootst winnende partij een nieuwe binnenkomer is met 7 zetels?

Wie wiskundig is aangelegd, die ziet dat hier de eerste afgeleide als maatstaf wordt genomen. En die zal zich meteen afvragen waarom je dan niet naar de tweede afgeleide zou kijken.
     ‘Ja, jullie hebben wel zetels gewonnen, maar minder dan de vorige keer, dus zijn jullie toch verliezers.’
Mijn bezwaar is dat de eerste afgeleide als maatstaf inconsistent is met het uitgangspunt dat elke stem even zwaar telt. De SP en GroenLinks haalden beide 14 zetels. Maar GroenLinks had zetels gewonnen en de SP verloren. Daarom kreeg GroenLinks meer complimenten, meer microfoons en camera’s op zich gericht, en meer te zeggen. Hoezo eigenlijk? Er zijn evenveel stemmen op uitgebracht. En de PvdA verloor 29 zetels en hield er 9 over. Had de PvdA daarmee al haar rechten verloren op macht en inspraak? Dat is een miskenning van alle stemmen op de PvdA, nog altijd goed voor 9 zetels, nog altijd 3 meer dan de ChristenUnie, de partij die evenwel het kabinet in ging. 

Gevraagd wat de inzet van de VVD zou moeten zijn bij de formatie, wees partijcoryfee Frank de Grave erop dat eerst analyse nodig was waarom er 8 zetels waren verloren.11 Moet je de redenen van de weglopers in de formatie een plaats geven om ze bij volgende verkiezingen terug te winnen? Dat is sympathiek en het is belangrijk dat meerderheden niet over minderheden heen lopen, maar wat als die weglopers het eenvoudigweg niet met de VVD eens waren? Telt de mening van de weglopers zwaarder dan het eigen partijprogramma, waarmee je net de grootste fractie bent geworden, zwaarder dan de mening van al die mensen die wel op je hebben gestemd?