040 - 304 60 58

Nieuws

Damon Dinsdag 18 juli

Onderstaand fragment komt uit Leefregel voor een recluse II,28 uit Recluse van Aelred van Rievaulx. De hele maand juli geldt de actieprijs: van €34,90 voor €24,90!

“Wees je bewust, mijn liefste zus, van de situatie waarin je verkeert.
         Er waren twee gezusters, Martha en Maria. De een sloofde zich uit, de ander deed niets. De een gaf, de ander vroeg. De een onderscheidde zich door toewijding, de ander voedde haar genegenheid. Maria liep op de keper beschouwd niet rond en holde niet van hot naar her. Zij was niet druk bezig met gastenontvangst, ze liep zich niet de benen vanonder haar lijf voor de huishoudelijke zorg, ze luisterde niet naar het geroep van de armen, maar gezeten aan Jezus’ voeten luisterde ze naar zijn woorden.
         Dat deel komt jou toe, mijn liefste. Jij bent toch gestorven en begraven voor de wereld? Daarom moet je doof blijven voor alles wat je van die wereld te horen krijgt en weigeren erover te spreken. Jij hoort niet je aandacht rond te laten dwalen maar je actief open te stellen. Jij dient vervuld te worden, niet leeggemaakt. Laat Martha haar rol maar spelen. Daarvan wordt beslist niet beweerd dat hij niet goed zou zijn. Alleen wordt dat deel van Maria ‘het betere’ genoemd. Benijdde Maria Martha soms? Eerder omgekeerd. Vrouwen die in de maatschappij een prima leven schijnen te leiden moeten jaloers zijn op jouw levenswijze, jij niet op die van hen.
         Royaal aalmoezen uitdelen is de taak van hen die aardse bezittingen hebben of aan wie het beheer van kerkelijke goederen is toevertrouwd. Het is immers aan de bisschoppen, priesters en clerici om wat de gelovigen in de heilige kerkruimten bijeenbrengen in ontvangst te nemen en evenredig te verdelen. (…) Dit hoort tot de taak van hen aan wie het deel van Martha is toevertrouwd en niet aan wie met Maria zijn vrijgesteld tot een heilzaam niets doen. Daardoor hoeft er voor de ingeslotenen geen enkele zorg te zijn omwille van armen en hoeft de aandacht niet afgeleid te worden omdat je gasten moet ontvangen. Zij mogen immers geen enkele zorg hebben voor de dag van morgen en evenmin of ze wel van genoeg eten of drinken voorzien zijn. Laten ze zich liever voeden met saffraan en zich te goed doen aan spirituele heerlijkheden. (…)
         Welke weldaad kun je dan bewijzen aan je naaste? “Niets is meer waard dan een goede wil”, zei een of andere heilige. Geef die dus. Wat kan iemand meer voordeel brengen dan gebed? Schenk dat rijkelijk. Wat is humaner dan vriendelijkheid? Bied deze dan aan. Omhels daarbij de hele wereld als met één omarming van je liefde. Beschouw in die omhelzing hen die goed zijn en verheug je over hen. Let daarbij op hen die slecht zijn en treur over hen. Heb aandacht voor wie aangeslagen zijn en verdrukt en lijd met hen mee. (…) Open je boezem in liefde voor al deze mensen.”